‘Stilte, slaaponderzoek!’ meldt een bord zodra je de slaappoli oploopt. Niet zo gek dat het hier rustig moet zijn, want achter de gesloten deuren doen verschillende patiënten de ‘slaapjestest’ – waarover straks meer. Iets verderop in de gang houdt neuroloog Alice vanochtend slaapspreekuur. Haar eerste patiënt is Hans (68). Een paar jaar geleden is hij elders behandeld voor slaapapneu, vertelt hij. ‘Maar ik ben nog wel moe overdag. En volgens mijn vrouw stop ik ’s nachts nog steeds regelmatig met ademhalen, ondanks dat ik een CPAP apparaat gebruik.’ (een soort luchtpomp).

 

Apneu

Alice stelt voor om hem een nacht op te nemen voor slaaponderzoek. ‘We brengen dan elektrodes aan op hoofd, borst, buik en benen’, legt ze uit. ‘We meten de hersengolven, ademhaling, zuurstof en gemaakte bewegingen. Ook maken we een video om te zien wat er gebeurt. De volgende ochtend koppelen we alles weer los en kijkt een technisch laborant naar de uitslagen.’ Verder adviseert Alice een polsband, die Hans tien dagen moet dragen. ‘Hiermee checken we hoe de activiteit van de patiënt over de dag verdeeld is. Wanneer gaat hij naar bed, hoe laat staat hij op? Is hij overdag actief, ’s nachts onrustig? Hoeveel licht krijgt hij?’

Ze legt uit dat elke week alle patiënten worden besproken in het multidisciplinair overleg. Daaraan nemen ook andere artsen deel; bij slaapapneu zijn dat bijvoorbeeld een kno- en longarts. ‘We bespreken dan de beste opties: een anti-snurkbitje, een operatie, een zuurstofapparaat?’

 

Hans is blij dat het team goed naar zijn klachten gaat kijken. Hij verdwijnt meteen naar de assistente om zijn afspraken in te plannen.

 

Slaaponderzoekkamers

In het slaapcentrum zijn aparte slaaponderzoekkamers waar elke nacht zo’n tien mensen worden geobserveerd, vertelt Alice tussen twee patiënten door. ‘Ieder krijgt een eigen kamer, anders zouden de snurkers de slechte doorslapers wakker houden. Gek genoeg slapen ze hier vaak meer dan thuis. We hebben dan ook geen tv en iPad die hen lang wakker houden. Veel mensen nemen geen tijd meer voor slapen. Ze willen ’s avonds nog zo veel doen dat ze te laat naar bed gaan. De meest voorkomende oorzaak voor slaperigheid overdag is te korte slaaptijden.’

 

Slaaphygiëne

Hoe kun je volgens de neuroloog gezond slapen? ‘In een donkere, goed geventileerde slaapkamer zonder iPad of iPhone naast je bed die piepjes geeft. En zonder tv, zodat je niet nog in bed die film tot twaalf uur ’s nachts afkijkt. We beïnvloeden door te veel licht in de avond de biologische klok <link naar artikel social jetlag. Zo stel je je slaap uit, met alle gevolgen van dien. Ik leg het elke keer weer uit aan patiënten.’ Lachend: ‘Wat dat betreft zijn we soms net een opvoedpoli.’

 

Late diepe slaap

Even later komt Jolande (58) binnen, die al verschillende onderzoeken achter de rug heeft. Aanvankelijk leek haar slaapprobleem door rusteloze benen (RLS) te komen, maar nu die kwaal is behandeld, slaapt ze nog steeds niet makkelijk in. Doorslapen en uitslapen zijn geen probleem. Alice pakt haar actogram erbij, de uitslag van het onderzoek met de polsband. Ook werd het slaaphormoon in Jolande’s speeksel gemeten. De uitkomsten laten zien dat Jolande’s biologische klok is vertraagd. Daardoor valt ze pas laat in de nacht in slaap en slaapt ze uit tot aan het einde van de ochtend.

 

Lichttherapie

Slaapproblemen zijn dikwijls een combinatie van factoren, legt Alice uit. ‘Wie rusteloze benen heeft, doet ‘s avonds vaak nog van alles om dat niet te hoeven voelen. Je stelt de slaap dan uit, waardoor je biologische ritme verschuift.’ Om het biologische ritme weer te vervroegen, stelt Alice lichttherapie voor, elke ochtend na het opstaan. Verder kan Jolande ’s avonds melatonine nemen. Opgelucht neem Jolande afscheid. Na een paar weken komt ze terug voor controle.

 

Piekeren

De volgende patiënt is Marleen (51). Ze heeft een moeilijke tijd achter de rug: er was ziekte in de familie en zijzelf had een burnout. Al maandenlang piekert ze veel en slaapt ze slecht door. Uit het slaaponderzoek blijkt dat ze een goed slaapritme heeft, ze gaat op tijd naar bed. Verder slaapt ze beter dan ze zelf denkt. Ze is wel vaak wakker, maar steeds heel kort. Alice: ‘We hebben geen geheugen voor slaap. Helaas heeft de gedachte dat je slecht geslapen hebt, ook veel invloed op hoe je overdag functioneert. Mensen die leiden aan slapeloosheid zijn meestal perfectionistische types die de controle willen hebben over hun slaap. Dat maakt het probleem groter dan de aanvankelijke oorzaak van de slapeloosheid.’ Alice verwijst Marleen door naar een slaappsycholoog voor zes sessies. Die kan haar aanleren om het piekeren over te weinig slaap meer los te laten.

 

Slaappillen: liever niet

Als Marleen een afspraak gaat maken, vertelt Alice dat ze vaak doorverwijst naar een psycholoog of psychiater. ‘Slapeloosheid gaat dikwijls samen met angststoornissen of depressie. Slaapmedicatie zoals benzodiazepines slikken is geen oplossing. Deze werken verslavend, helpen na een tijdje minder goed en geven bij lang gebruik vervelende bijwerkingen.’

 

Overdag slaperig

Als laatste deze ochtend komt Erik op controle, een jongen van achttien. Hij had moeite met doorslapen en was overdag erg slaperig. Zo slaperig dat hij steeds in slaap viel, wat voor gedoe op school zorgde. Daarbij droomde hij zo levendig dat hij niet wist of het een hallucinatie was of niet. Bij sterke emoties werd hij bovendien helemaal slap, viel hij vaak om. Verder zag hij vormen en kleuren bij het inslapen.

Dutje met droomslaap

Er werd gedacht aan narcolepsie, waarbij de schakel tussen waak en slaap is verstoord. ‘Daarom deden we een nachtslaaponderzoek en gaven we een polsband. Bovendien deed Erik overdag een slaapjestest, waarbij hij vijf keer een poging moest doen om in slaap te vallen. Daarbij testten we hoe snel dat gebeurde en of er droomslaap in de dutjes zat. Hij had inderdaad vijf keer droomslaap. Diagnose: narcolepsie.’ Ze schreef bij Eriks vorige bezoek een opwekkend middel voor overdag voor en tegen het slap worden en onrustig slapen kreeg Erik een soort slaapmiddel, dat hij twee keer per nacht moest innemen. Alice: ‘Met zo’n middel moet je voorzichtig zijn, maar je bent een serieus type en woont nog bij je ouders. Daarom durfde ik het aan.’Erik is erg blij dat hij nu weet wat hij mankeert. ‘Het gaat nu beter, ik ben overdag veel minder slaperig.’

 

Slaaptekort kan o.a. ontstaan door:

  • Een slaapstoornis: zoals slapeloosheid, verstoorde biologische klok, slaapademhalingsstoornissen, overmatige slaperigheid door een stoornis in de hersenen zoals narcolepsie, slaapwandelen, tandenknarsen, bewegingsstoornissen, zoals rusteloze benen.
  • Te laat naar bed gaan en/of te vroeg weer opstaan.M
  • Middelengebruik, zoals alcohol, drugs, bepaalde medicijnen, koffie, thee of chocola.

 

Auteur: De redactie