Slaapstadium 1 (enkele minuten)

Je schommelt tussen waken en slapen en wordt makkelijk wakker. De ogen bewegen traag, de ademhaling vertraagt en de spier- en hersenactiviteit nemen af. Soms kunnen onwillekeurige spiertrekkingen in armen of benen optreden.

 

Slaapstadium 2 (42-54 minuten)

De trage oogbewegingen stoppen en de hersenactiviteit vertraagt verder. Zou iemand je wakker maken, dan voelt het niet alsof je hebt geslapen.

Slaapstadium 3 (3-8 minuten)

De hersenactiviteit wordt nog trager. Dit is de overgang naar de diepe slaap. De ademhaling wordt regelmatig, het hartritme daalt en de spieren raken ontspannen.

Slaapstadium 4 (15-18 minuten)

Je bent in een diepe slaap. Er zijn geen oogbewegingen of spieractiviteiten meer waarneembaar. Je bent moeilijk wakker te krijgen en als je wakker wordt gemaakt, voel je je gedesoriënteerd. Vooral kinderen kunnen tijdens stadia 3 en 4 last hebben van bedplassen, nachtmerries of slaapwandelen.

Slaapstadium 5 (18-24 minuten)

Droomslaap of REM-slaap. De hersenen zijn in deze fase zeer actief. De ogen bewegen snel in allerlei richtingen, de bloeddruk stijgt, ademhaling en hartslag zijn onregelmatig. De armen en benen zijn slap.